brakkistRond 1920 waren bij het Brakelse veer aan de Bol twee aardappelveilingen, de veiling Brakel en de veiling- vereniging Ons Belang. Zes dagen in de week, vanaf ongeveer 20 juni, 6 weken lang tot in de maand augustus draaide de veiling op volle toeren, eerst begon de ene veiling, in de loop van de dag nam de andere veiling het over. De volgende morgen was de volgorde weer anders en mocht de andere veiling met de handel starten. De aardappelen, echte "schoolmes­ters" uit Brakel, kregen in de winkels in Rotterdam een ander naam, hier sprak men dan over "Gelderse Ronde". Het soort was erg vatbaar voor ziekten, vooral in die tijd waarin nog geen gebruik werd gemaakt van bestrijdingsmiddelen. Bij het rooien van de aardappelen werden de beste kleintjes bewaard voor pootaardappelen. De poters werden op zolder onder de dekens voorgekiemd, waren ze bij het poten te groot, dan werden ze eerst in stukken gesneden. Voor velen was de aardappel de hoofdhandel, als de vroege aardappelen er uit waren, werden er knolplantjes gepoot.

 

De Schoolmesters werden geraapt in een "vierel", een mand waarin een vierde mud aardappelen ging. Twee manden gingen dan in een halfmudsmand, twee mandenwerden dan weer gestort in een zak van een mud, in totaal dus 70 kilo. De zakken mochten niet mee met de boot en werden op de veiling overgestort in halfmudskisten van 35 kilo. Op den duur werden die te lastig en te zwaar en kwamen er kisten van 25 kilo; de baskuul zorgde dan voor het juiste gewicht. De kisten kwamen uit Leerdam, van de houthandel Varseveld. Het aanvoeren van de aardappelen gebeurde door klapzwepers, zij reden met een paard de stortkar naar de Bol. H.C. van der Linden, Jan van Wijgerden en Jan van Hemert verdienden o.a. hiermee de kost. brakveilLater namen de vrachtwagens dit werk over. Op de Bol stond een keet, waarin twee kantoren gevestigd waren. Aan de ene kant van het kantoor stond een wat minder luxe keet voor de kisten van de veiling Brakel en aan de andere kant een keet voor de kisten van Ons Belang. Er waren verschillende veilingmeesters in die tijd: Teunis van Dalen, de Schout, Celis en Marinus van Dalen, bij Ons Belang was A.C. van Daalen de veiling- meester. Dit beroep was zeker niet zonder risico, bij wanbetaling moest de veilingmeester toch met geld over de brug komen. Het gebruik van een telefoon was een luxe, maar naar het veerhuis kon wel gebeld worden. Was er telefoon dan werd Celis geroepen en lag de veiling even stil. Kopers kwamen overal vandaan, particulieren uit Woudrichem en Veen kwamen voor de aardappelen naar Brakel, maar veel handel ging via commissionairs naar de winkels in Rotterdam. Celis de Schout, Gerrit Klop en Hermen Versteeg waren o.a. van beroep commissionair.

De twee veilingen zijn op den duur overgenomen door de Veiling Zaltbommel. De vrachtauto's namen het transport over, er werd nog een veilinghal in het veld aan de Houtsteeg gebouwd, maar daarna werd de handel verplaatst naar Zaltbommel.